zaterdag, maart 8

8
ik slenter,
laat ik er van uitgaan dat dat nu is,
ik slenter dus, beter gezegd ik slinger langs de auto's, die langs de stoeprand staan, opzoek naar mijn metgezel, verblind door het zonlicht dat door het glas wordt weerkaatst, de ene poging na de andere mislukt, het geslinger neemt toe, volhouden, niet opgeven, steeds, vlak voordat ik een nieuw autoraam nader, kijk ik snel even weg om het felle zonlicht in mijn ogen te vermijden, uit te stellen, steeds als ik dat doe is het alsof ik mijn metgezel zie, in een flits, ik weet dat het niet kan, maar toch, door de felle zon ben ik het contact met de omgeving kwijtgeraakt, zo goed als kwijtgeraakt, ik concentreer me op de autoruiten, door het gedoe met het zonlicht en mijn geslinger, mede daardoor, heb ik al een paar keer mijn hoofd gestoten, duizelig blijf ik mijn weg zoeken, volhouden, nog net helder genoeg besluit ik om te onderzoeken hoe het zit met mijn makker in een flits, ik richt me nu volledig op het moment net voordat ik in het verblindende licht kijk, ik neem als het ware een aanloop, slingerend nog steeds, dat wordt niet minder, wordt meer, daar is hij weer, weg, een kort moment maar, ik heb het gezien, hem, in het glas, overeenkomstig eerdere ontmoetingen, alleen sneller, korter, en dan weer het felle licht,
duidelingwekkend,

Geen opmerkingen:

Pagina's